1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. dawdle

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to dawdle    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
dawdling

Present simple (ott)
I dawdle
you dawdle
he dawdles
we dawdle
you dawdle
they dawdle

Present perfect (vtt)
I have dawdled
you have dawdled
he has dawdled
we have dawdled
you have dawdled
they have dawdled

Past Simple (ovt)
I dawdled
you dawdled
he dawdled
we dawdled
you dawdled
they dawdled

Past perfect (vvt)
I had dawdled
you had dawdled
he had dawdled
we had dawdled
you had dawdled
they had dawdled

Present future (ottt)
I will dawdle
you will dawdle
he will dawdle
we will dawdle
you will dawdle
they will dawdle

Present future perfect (vttt)
I will have dawdled
you will have dawdled
he will have dawdled
we will have dawdled
you will have dawdled
they will have dawdled

Past future (ovtt)
I would dawdle
you would dawdle
he would dawdle
we would dawdle
you would dawdle
they would dawdle

Past future perfect (vvtt)
I would have dawdled
you would have dawdled
he would have dawdled
we would have dawdled
you would have dawdled
they would have dawdled


Voorbeelden

  1. But don 't dawdle.
    Maar niet lummelen.
  2. Don 't dawdle, Jonas.
    Niet treuzelen, Jonas.
  3. Do not dawdle too.
    Sta niet zo te treuzelen.
  4. No time to dawdle.
    Geen tijd om te lummelen.
  5. I wouldn 't dawdle.
    Ik zou niet treuzelen.
  6. Shake' em, don 't dawdle.
    Schiet op, niet treuzelen.
  7. We better not dawdle here.
    We moeten weer naar binnen.
  8. Come on, don 't dawdle!
    Kom op, niet zo teuten!
  9. Try not to dawdle there.
    Blijf daar niet rondhangen.
  10. That 's because you dawdle time away.
    Omdat je je tijd verknoeit.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try