Voorbeelden

1. Dark glasses, dark suits.
   Zonnebrillen, donkere pakken.
2. Dark hair, dark clothes.
   Donker haar, donkere kleding.
3. In the dark, dark quarter there was the dark, dark stairs.
   In het donkere, donkere huis was een donkere, donkere trap.
4. Dark skin, long dark hair?
   Donkere huid, lang donker haar?
5. She has dark hair, dark eyes.
   Ze heeft donker haar, donkere ogen.
6. Dark hair boy with dark powers.
   Donker harige jongen met duistere krachten.
7. Dark (- oak)
   Donker (- eiken)
8. Dark wool, dead ahead. I love dark wool.
   Zwart schaap, recht voor ons. Ik hou van zwarte wol.
9. He worships a dark icon... the dark gods.
   Hij aanbidt een donkere icoon... de donkere goden.
10. Waiting for dark.
    Wachten op het donker.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden