NL: dagdieven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gedagdiefd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik dagdief jij dagdieft hij dagdieft wij dagdieven jullie dagdieven zij dagdieven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gedagdiefd jij hebt gedagdiefd hij heeft gedagdiefd wij hebben gedagdiefd jullie hebben gedagdiefd zij hebben gedagdiefd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik dagdiefde jij dagdiefde hij dagdiefde wij dagdiefden jullie dagdiefden zij dagdiefden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gedagdiefd jij had gedagdiefd hij had gedagdiefd wij hadden gedagdiefd jullie hadden gedagdiefd zij hadden gedagdiefd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal dagdieven jij zult dagdieven hij zal dagdieven wij zullen dagdieven jullie zullen dagdieven zij zullen dagdieven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gedagdiefd hebben jij zult gedagdiefd hebben hij zal gedagdiefd hebben wij zullen gedagdiefd hebben jullie zullen gedagdiefd hebben zij zullen gedagdiefd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou dagdieven jij zou dagdieven hij zou dagdieven wij zouden dagdieven jullie zouden dagdieven zij zouden dagdieven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gedagdiefd hebben jij zou gedagdiefd hebben hij zou gedagdiefd hebben wij zouden gedagdiefd hebben jullie zouden gedagdiefd hebben zij zouden gedagdiefd hebben
|
Gebiedende wijs |
dagdief
|
Aanvoegende wijs |
dagdieve |