Voorbeelden

1. Le gouvernement décime nos droits.
   De overheid neemt ons onze rechten af.
2. Qui décime toute vie marine autour d' elle.
   Een wapen dat het leven in zee bedreigt.
3. Il est ivre et décime tout sur son passage.
   Hij is dronken en laat een spoor... van vernieling achter.
4. Si la famine qui décime Bajor continue de s' étendre?
   En de hongersnood op Bajor zich verder uitbreidt? Wat dan?
5. Le café décime tes cellules grises et te donne des varices.
   Koffie tast de hersencellen aan en veroorzaakt spataderen.
6. Si la contagion nous décime, ce sera un retour à la normalité.
   AIs we worden uitgeroeid, is dat' n terugkeer naar' n normale toestand.
7. Si on en décime des milliards, les survivants nous haïront pour l' éternité.
   Als we ze grotendeels uitroeien, zullen de overlevenden ons voor altijd haten.
8. Il va les décimer.
   Die maait hij neer.
9. Vous allez décimer le stade.
   Je vaagt het hele stadion weg.
10. La semaine prochaine, ils pourraient nous décimer.
    Tegen deze tijd volgende week, kunnen ze ons decimeren.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden