Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: cumuleren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gecumuleerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik cumuleer
jij cumuleert
hij cumuleert
wij cumuleren
jullie cumuleren
zij cumuleren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gecumuleerd
jij hebt gecumuleerd
hij heeft gecumuleerd
wij hebben gecumuleerd
jullie hebben gecumuleerd
zij hebben gecumuleerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik cumuleerde
jij cumuleerde
hij cumuleerde
wij cumuleerden
jullie cumuleerden
zij cumuleerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gecumuleerd
jij had gecumuleerd
hij had gecumuleerd
wij hadden gecumuleerd
jullie hadden gecumuleerd
zij hadden gecumuleerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal cumuleren
jij zult cumuleren
hij zal cumuleren
wij zullen cumuleren
jullie zullen cumuleren
zij zullen cumuleren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gecumuleerd hebben
jij zult gecumuleerd hebben
hij zal gecumuleerd hebben
wij zullen gecumuleerd hebben
jullie zullen gecumuleerd hebben
zij zullen gecumuleerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou cumuleren
jij zou cumuleren
hij zou cumuleren
wij zouden cumuleren
jullie zouden cumuleren
zij zouden cumuleren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gecumuleerd hebben
jij zou gecumuleerd hebben
hij zou gecumuleerd hebben
wij zouden gecumuleerd hebben
jullie zouden gecumuleerd hebben
zij zouden gecumuleerd hebben

Gebiedende wijs
cumuleer

Aanvoegende wijs
cumulere

Voorbeelden

  1. En als je wat geduld met me kunt hebben... denk ik dat jij en ik echt kunnen cumuleren.
    And if you could just be patient with me I think you and I could truly conflate.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden