Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: culmineren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geculmineerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik culmineer
jij culmineert
hij culmineert
wij culmineren
jullie culmineren
zij culmineren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geculmineerd
jij hebt geculmineerd
hij heeft geculmineerd
wij hebben geculmineerd
jullie hebben geculmineerd
zij hebben geculmineerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik culmineerde
jij culmineerde
hij culmineerde
wij culmineerden
jullie culmineerden
zij culmineerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geculmineerd
jij had geculmineerd
hij had geculmineerd
wij hadden geculmineerd
jullie hadden geculmineerd
zij hadden geculmineerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal culmineren
jij zult culmineren
hij zal culmineren
wij zullen culmineren
jullie zullen culmineren
zij zullen culmineren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geculmineerd hebben
jij zult geculmineerd hebben
hij zal geculmineerd hebben
wij zullen geculmineerd hebben
jullie zullen geculmineerd hebben
zij zullen geculmineerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou culmineren
jij zou culmineren
hij zou culmineren
wij zouden culmineren
jullie zouden culmineren
zij zouden culmineren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geculmineerd hebben
jij zou geculmineerd hebben
hij zou geculmineerd hebben
wij zouden geculmineerd hebben
jullie zouden geculmineerd hebben
zij zouden geculmineerd hebben

Gebiedende wijs
culmineer

Aanvoegende wijs
culminere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden