NL: cruisen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecruiset
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cruise
jij cruiset
hij cruiset
wij cruisen
jullie cruisen
zij cruisen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecruiset
jij hebt gecruiset
hij heeft gecruiset
wij hebben gecruiset
jullie hebben gecruiset
zij hebben gecruiset
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik cruisete
jij cruisete
hij cruisete
wij cruiseten
jullie cruiseten
zij cruiseten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecruiset
jij had gecruiset
hij had gecruiset
wij hadden gecruiset
jullie hadden gecruiset
zij hadden gecruiset
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cruisen
jij zult cruisen
hij zal cruisen
wij zullen cruisen
jullie zullen cruisen
zij zullen cruisen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecruiset hebben
jij zult gecruiset hebben
hij zal gecruiset hebben
wij zullen gecruiset hebben
jullie zullen gecruiset hebben
zij zullen gecruiset hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cruisen
jij zou cruisen
hij zou cruisen
wij zouden cruisen
jullie zouden cruisen
zij zouden cruisen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecruiset hebben
jij zou gecruiset hebben
hij zou gecruiset hebben
wij zouden gecruiset hebben
jullie zouden gecruiset hebben
zij zouden gecruiset hebben
|
| Gebiedende wijs |
cruise
|
| Aanvoegende wijs |
| cruise |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden