NL: criminaliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecriminaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik criminaliseer jij criminaliseert hij criminaliseert wij criminaliseren jullie criminaliseren zij criminaliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecriminaliseerd jij hebt gecriminaliseerd hij heeft gecriminaliseerd wij hebben gecriminaliseerd jullie hebben gecriminaliseerd zij hebben gecriminaliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik criminaliseerde jij criminaliseerde hij criminaliseerde wij criminaliseerden jullie criminaliseerden zij criminaliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecriminaliseerd jij had gecriminaliseerd hij had gecriminaliseerd wij hadden gecriminaliseerd jullie hadden gecriminaliseerd zij hadden gecriminaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal criminaliseren jij zult criminaliseren hij zal criminaliseren wij zullen criminaliseren jullie zullen criminaliseren zij zullen criminaliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecriminaliseerd hebben jij zult gecriminaliseerd hebben hij zal gecriminaliseerd hebben wij zullen gecriminaliseerd hebben jullie zullen gecriminaliseerd hebben zij zullen gecriminaliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou criminaliseren jij zou criminaliseren hij zou criminaliseren wij zouden criminaliseren jullie zouden criminaliseren zij zouden criminaliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecriminaliseerd hebben jij zou gecriminaliseerd hebben hij zou gecriminaliseerd hebben wij zouden gecriminaliseerd hebben jullie zouden gecriminaliseerd hebben zij zouden gecriminaliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
criminaliseer
|
Aanvoegende wijs |
criminalisere |