NL: cricketen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecricket
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cricket jij cricket hij cricket wij cricketen jullie cricketen zij cricketen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecricket jij hebt gecricket hij heeft gecricket wij hebben gecricket jullie hebben gecricket zij hebben gecricket
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik crickette jij crickette hij crickette wij cricketten jullie cricketten zij cricketten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecricket jij had gecricket hij had gecricket wij hadden gecricket jullie hadden gecricket zij hadden gecricket
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cricketen jij zult cricketen hij zal cricketen wij zullen cricketen jullie zullen cricketen zij zullen cricketen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecricket hebben jij zult gecricket hebben hij zal gecricket hebben wij zullen gecricket hebben jullie zullen gecricket hebben zij zullen gecricket hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cricketen jij zou cricketen hij zou cricketen wij zouden cricketen jullie zouden cricketen zij zouden cricketen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecricket hebben jij zou gecricket hebben hij zou gecricket hebben wij zouden gecricket hebben jullie zouden gecricket hebben zij zouden gecricket hebben
|
Gebiedende wijs |
cricket
|
Aanvoegende wijs |
crickete |