NL: cremeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecremeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cremeer jij cremeert hij cremeert wij cremeren jullie cremeren zij cremeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecremeerd jij hebt gecremeerd hij heeft gecremeerd wij hebben gecremeerd jullie hebben gecremeerd zij hebben gecremeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik cremeerde jij cremeerde hij cremeerde wij cremeerden jullie cremeerden zij cremeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecremeerd jij had gecremeerd hij had gecremeerd wij hadden gecremeerd jullie hadden gecremeerd zij hadden gecremeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cremeren jij zult cremeren hij zal cremeren wij zullen cremeren jullie zullen cremeren zij zullen cremeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecremeerd hebben jij zult gecremeerd hebben hij zal gecremeerd hebben wij zullen gecremeerd hebben jullie zullen gecremeerd hebben zij zullen gecremeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cremeren jij zou cremeren hij zou cremeren wij zouden cremeren jullie zouden cremeren zij zouden cremeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecremeerd hebben jij zou gecremeerd hebben hij zou gecremeerd hebben wij zouden gecremeerd hebben jullie zouden gecremeerd hebben zij zouden gecremeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
cremeer
|
| Aanvoegende wijs |
| cremere |