Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: crediten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gecredit

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik credit
jij credit
hij credit
wij crediten
jullie crediten
zij crediten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gecredit
jij hebt gecredit
hij heeft gecredit
wij hebben gecredit
jullie hebben gecredit
zij hebben gecredit

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik creditte
jij creditte
hij creditte
wij creditten
jullie creditten
zij creditten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gecredit
jij had gecredit
hij had gecredit
wij hadden gecredit
jullie hadden gecredit
zij hadden gecredit

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal crediten
jij zult crediten
hij zal crediten
wij zullen crediten
jullie zullen crediten
zij zullen crediten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gecredit hebben
jij zult gecredit hebben
hij zal gecredit hebben
wij zullen gecredit hebben
jullie zullen gecredit hebben
zij zullen gecredit hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou crediten
jij zou crediten
hij zou crediten
wij zouden crediten
jullie zouden crediten
zij zouden crediten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gecredit hebben
jij zou gecredit hebben
hij zou gecredit hebben
wij zouden gecredit hebben
jullie zouden gecredit hebben
zij zouden gecredit hebben

Gebiedende wijs
credit

Aanvoegende wijs
credite

Voorbeelden

  1. Credit Republicain.
    Credit Republican.
  2. Credit card rekeningen.
    Credit card accounts.
  3. Credit kaart bedrijven.
    Credit companies.
  4. Neem meer credit.
    Take more credit.
  5. beschikbaarstelling credit card
    credit card issued
  6. Paspoorten, credit cards, etc.
    Passports, credit cards, etc.
  7. Paspoorten, credit kaarten, geld.
    Passports, credit cards, money.
  8. Burgerservice, credit cards, rijbewijzen.
    Social security, credit cards, driver 's license.
  9. Aanvaardt je credit kaarten?
    Do you take credit cards?
  10. De credit card, Carl?
    The credit card, Carl?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden