NL: courtiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecourtiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik courtiseer jij courtiseert hij courtiseert wij courtiseren jullie courtiseren zij courtiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecourtiseerd jij hebt gecourtiseerd hij heeft gecourtiseerd wij hebben gecourtiseerd jullie hebben gecourtiseerd zij hebben gecourtiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik courtiseerde jij courtiseerde hij courtiseerde wij courtiseerden jullie courtiseerden zij courtiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecourtiseerd jij had gecourtiseerd hij had gecourtiseerd wij hadden gecourtiseerd jullie hadden gecourtiseerd zij hadden gecourtiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal courtiseren jij zult courtiseren hij zal courtiseren wij zullen courtiseren jullie zullen courtiseren zij zullen courtiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecourtiseerd hebben jij zult gecourtiseerd hebben hij zal gecourtiseerd hebben wij zullen gecourtiseerd hebben jullie zullen gecourtiseerd hebben zij zullen gecourtiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou courtiseren jij zou courtiseren hij zou courtiseren wij zouden courtiseren jullie zouden courtiseren zij zouden courtiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecourtiseerd hebben jij zou gecourtiseerd hebben hij zou gecourtiseerd hebben wij zouden gecourtiseerd hebben jullie zouden gecourtiseerd hebben zij zouden gecourtiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
courtiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| courtisere |