NL: cosourcen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecosourcet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cosource jij cosourcet hij cosourcet wij cosourcen jullie cosourcen zij cosourcen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecosourcet jij hebt gecosourcet hij heeft gecosourcet wij hebben gecosourcet jullie hebben gecosourcet zij hebben gecosourcet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik cosourcete jij cosourcete hij cosourcete wij cosourceten jullie cosourceten zij cosourceten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecosourcet jij had gecosourcet hij had gecosourcet wij hadden gecosourcet jullie hadden gecosourcet zij hadden gecosourcet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cosourcen jij zult cosourcen hij zal cosourcen wij zullen cosourcen jullie zullen cosourcen zij zullen cosourcen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecosourcet hebben jij zult gecosourcet hebben hij zal gecosourcet hebben wij zullen gecosourcet hebben jullie zullen gecosourcet hebben zij zullen gecosourcet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cosourcen jij zou cosourcen hij zou cosourcen wij zouden cosourcen jullie zouden cosourcen zij zouden cosourcen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecosourcet hebben jij zou gecosourcet hebben hij zou gecosourcet hebben wij zouden gecosourcet hebben jullie zouden gecosourcet hebben zij zouden gecosourcet hebben
|
| Gebiedende wijs |
cosource
|
| Aanvoegende wijs |
| cosource |