NL: corrigeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecorrigeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik corrigeer jij corrigeert hij corrigeert wij corrigeren jullie corrigeren zij corrigeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecorrigeerd jij hebt gecorrigeerd hij heeft gecorrigeerd wij hebben gecorrigeerd jullie hebben gecorrigeerd zij hebben gecorrigeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik corrigeerde jij corrigeerde hij corrigeerde wij corrigeerden jullie corrigeerden zij corrigeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecorrigeerd jij had gecorrigeerd hij had gecorrigeerd wij hadden gecorrigeerd jullie hadden gecorrigeerd zij hadden gecorrigeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal corrigeren jij zult corrigeren hij zal corrigeren wij zullen corrigeren jullie zullen corrigeren zij zullen corrigeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecorrigeerd hebben jij zult gecorrigeerd hebben hij zal gecorrigeerd hebben wij zullen gecorrigeerd hebben jullie zullen gecorrigeerd hebben zij zullen gecorrigeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou corrigeren jij zou corrigeren hij zou corrigeren wij zouden corrigeren jullie zouden corrigeren zij zouden corrigeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecorrigeerd hebben jij zou gecorrigeerd hebben hij zou gecorrigeerd hebben wij zouden gecorrigeerd hebben jullie zouden gecorrigeerd hebben zij zouden gecorrigeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
corrigeer
|
Aanvoegende wijs |
corrigere |