NL: correleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecorreleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik correleer jij correleert hij correleert wij correleren jullie correleren zij correleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecorreleerd jij hebt gecorreleerd hij heeft gecorreleerd wij hebben gecorreleerd jullie hebben gecorreleerd zij hebben gecorreleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik correleerde jij correleerde hij correleerde wij correleerden jullie correleerden zij correleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecorreleerd jij had gecorreleerd hij had gecorreleerd wij hadden gecorreleerd jullie hadden gecorreleerd zij hadden gecorreleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal correleren jij zult correleren hij zal correleren wij zullen correleren jullie zullen correleren zij zullen correleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecorreleerd hebben jij zult gecorreleerd hebben hij zal gecorreleerd hebben wij zullen gecorreleerd hebben jullie zullen gecorreleerd hebben zij zullen gecorreleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou correleren jij zou correleren hij zou correleren wij zouden correleren jullie zouden correleren zij zouden correleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecorreleerd hebben jij zou gecorreleerd hebben hij zou gecorreleerd hebben wij zouden gecorreleerd hebben jullie zouden gecorreleerd hebben zij zouden gecorreleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
correleer
|
| Aanvoegende wijs |
| correlere |