Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: convoceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geconvoceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik convoceer
jij convoceert
hij convoceert
wij convoceren
jullie convoceren
zij convoceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geconvoceerd
jij hebt geconvoceerd
hij heeft geconvoceerd
wij hebben geconvoceerd
jullie hebben geconvoceerd
zij hebben geconvoceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik convoceerde
jij convoceerde
hij convoceerde
wij convoceerden
jullie convoceerden
zij convoceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geconvoceerd
jij had geconvoceerd
hij had geconvoceerd
wij hadden geconvoceerd
jullie hadden geconvoceerd
zij hadden geconvoceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal convoceren
jij zult convoceren
hij zal convoceren
wij zullen convoceren
jullie zullen convoceren
zij zullen convoceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geconvoceerd hebben
jij zult geconvoceerd hebben
hij zal geconvoceerd hebben
wij zullen geconvoceerd hebben
jullie zullen geconvoceerd hebben
zij zullen geconvoceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou convoceren
jij zou convoceren
hij zou convoceren
wij zouden convoceren
jullie zouden convoceren
zij zouden convoceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geconvoceerd hebben
jij zou geconvoceerd hebben
hij zou geconvoceerd hebben
wij zouden geconvoceerd hebben
jullie zouden geconvoceerd hebben
zij zouden geconvoceerd hebben

Gebiedende wijs
convoceer

Aanvoegende wijs
convocere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden