NL: controllen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecontrold
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik control jij controlt hij controlt wij controllen jullie controllen zij controllen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecontrold jij hebt gecontrold hij heeft gecontrold wij hebben gecontrold jullie hebben gecontrold zij hebben gecontrold
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik controlde jij controlde hij controlde wij controlden jullie controlden zij controlden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecontrold jij had gecontrold hij had gecontrold wij hadden gecontrold jullie hadden gecontrold zij hadden gecontrold
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal controllen jij zult controllen hij zal controllen wij zullen controllen jullie zullen controllen zij zullen controllen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecontrold hebben jij zult gecontrold hebben hij zal gecontrold hebben wij zullen gecontrold hebben jullie zullen gecontrold hebben zij zullen gecontrold hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou controllen jij zou controllen hij zou controllen wij zouden controllen jullie zouden controllen zij zouden controllen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecontrold hebben jij zou gecontrold hebben hij zou gecontrold hebben wij zouden gecontrold hebben jullie zouden gecontrold hebben zij zouden gecontrold hebben
|
| Gebiedende wijs |
control
|
| Aanvoegende wijs |
| controlle |