NL: contracteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecontracteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik contracteer jij contracteert hij contracteert wij contracteren jullie contracteren zij contracteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecontracteerd jij hebt gecontracteerd hij heeft gecontracteerd wij hebben gecontracteerd jullie hebben gecontracteerd zij hebben gecontracteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik contracteerde jij contracteerde hij contracteerde wij contracteerden jullie contracteerden zij contracteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecontracteerd jij had gecontracteerd hij had gecontracteerd wij hadden gecontracteerd jullie hadden gecontracteerd zij hadden gecontracteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal contracteren jij zult contracteren hij zal contracteren wij zullen contracteren jullie zullen contracteren zij zullen contracteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecontracteerd hebben jij zult gecontracteerd hebben hij zal gecontracteerd hebben wij zullen gecontracteerd hebben jullie zullen gecontracteerd hebben zij zullen gecontracteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou contracteren jij zou contracteren hij zou contracteren wij zouden contracteren jullie zouden contracteren zij zouden contracteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecontracteerd hebben jij zou gecontracteerd hebben hij zou gecontracteerd hebben wij zouden gecontracteerd hebben jullie zouden gecontracteerd hebben zij zouden gecontracteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
contracteer
|
| Aanvoegende wijs |
| contractere |