1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. context

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to context    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
contexting

Present simple (ott)
I context
you context
he contexts
we context
you context
they context

Present perfect (vtt)
I have contexted
you have contexted
he has contexted
we have contexted
you have contexted
they have contexted

Past Simple (ovt)
I contexted
you contexted
he contexted
we contexted
you contexted
they contexted

Past perfect (vvt)
I had contexted
you had contexted
he had contexted
we had contexted
you had contexted
they had contexted

Present future (ottt)
I will context
you will context
he will context
we will context
you will context
they will context

Present future perfect (vttt)
I will have contexted
you will have contexted
he will have contexted
we will have contexted
you will have contexted
they will have contexted

Past future (ovtt)
I would context
you would context
he would context
we would context
you would context
they would context

Past future perfect (vvtt)
I would have contexted
you would have contexted
he would have contexted
we would have contexted
you would have contexted
they would have contexted


Voorbeelden

  1. Specify the context.
    Specificeer de context.
  2. Gives us context.
    Het geeft ons context.
  3. Context is everything.
    Context is alles.
  4. What was the context?
    Wat was de context?
  5. You 're changing context.
    Niet in die context.
  6. Depends on the context.
    Ligt aan de context.
  7. Not in this context.
    Niet in deze context.
  8. Put it in context.
    Plaats het in context.
  9. But out of context.
    Maar uit de context.
  10. What 's the context?
    Wat is de context?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try