NL: contesteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecontesteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik contesteer jij contesteert hij contesteert wij contesteren jullie contesteren zij contesteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecontesteerd jij hebt gecontesteerd hij heeft gecontesteerd wij hebben gecontesteerd jullie hebben gecontesteerd zij hebben gecontesteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik contesteerde jij contesteerde hij contesteerde wij contesteerden jullie contesteerden zij contesteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecontesteerd jij had gecontesteerd hij had gecontesteerd wij hadden gecontesteerd jullie hadden gecontesteerd zij hadden gecontesteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal contesteren jij zult contesteren hij zal contesteren wij zullen contesteren jullie zullen contesteren zij zullen contesteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecontesteerd hebben jij zult gecontesteerd hebben hij zal gecontesteerd hebben wij zullen gecontesteerd hebben jullie zullen gecontesteerd hebben zij zullen gecontesteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou contesteren jij zou contesteren hij zou contesteren wij zouden contesteren jullie zouden contesteren zij zouden contesteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecontesteerd hebben jij zou gecontesteerd hebben hij zou gecontesteerd hebben wij zouden gecontesteerd hebben jullie zouden gecontesteerd hebben zij zouden gecontesteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
contesteer
|
| Aanvoegende wijs |
| contestere |