NL: consuminderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geconsuminderd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik consuminder jij consumindert hij consumindert wij consuminderen jullie consuminderen zij consuminderen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconsuminderd jij hebt geconsuminderd hij heeft geconsuminderd wij hebben geconsuminderd jullie hebben geconsuminderd zij hebben geconsuminderd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik consuminderde jij consuminderde hij consuminderde wij consuminderden jullie consuminderden zij consuminderden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconsuminderd jij had geconsuminderd hij had geconsuminderd wij hadden geconsuminderd jullie hadden geconsuminderd zij hadden geconsuminderd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal consuminderen jij zult consuminderen hij zal consuminderen wij zullen consuminderen jullie zullen consuminderen zij zullen consuminderen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconsuminderd hebben jij zult geconsuminderd hebben hij zal geconsuminderd hebben wij zullen geconsuminderd hebben jullie zullen geconsuminderd hebben zij zullen geconsuminderd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou consuminderen jij zou consuminderen hij zou consuminderen wij zouden consuminderen jullie zouden consuminderen zij zouden consuminderen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconsuminderd hebben jij zou geconsuminderd hebben hij zou geconsuminderd hebben wij zouden geconsuminderd hebben jullie zouden geconsuminderd hebben zij zouden geconsuminderd hebben
|
| Gebiedende wijs |
consuminder
|
| Aanvoegende wijs |
| consumindere |