NL: constitueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geconstitueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik constitueer jij constitueert hij constitueert wij constitueren jullie constitueren zij constitueren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconstitueerd jij hebt geconstitueerd hij heeft geconstitueerd wij hebben geconstitueerd jullie hebben geconstitueerd zij hebben geconstitueerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik constitueerde jij constitueerde hij constitueerde wij constitueerden jullie constitueerden zij constitueerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconstitueerd jij had geconstitueerd hij had geconstitueerd wij hadden geconstitueerd jullie hadden geconstitueerd zij hadden geconstitueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal constitueren jij zult constitueren hij zal constitueren wij zullen constitueren jullie zullen constitueren zij zullen constitueren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconstitueerd hebben jij zult geconstitueerd hebben hij zal geconstitueerd hebben wij zullen geconstitueerd hebben jullie zullen geconstitueerd hebben zij zullen geconstitueerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou constitueren jij zou constitueren hij zou constitueren wij zouden constitueren jullie zouden constitueren zij zouden constitueren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconstitueerd hebben jij zou geconstitueerd hebben hij zou geconstitueerd hebben wij zouden geconstitueerd hebben jullie zouden geconstitueerd hebben zij zouden geconstitueerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
constitueer
|
| Aanvoegende wijs |
| constituere |