NL: connecten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geconnect
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik connect jij connect hij connect wij connecten jullie connecten zij connecten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconnect jij hebt geconnect hij heeft geconnect wij hebben geconnect jullie hebben geconnect zij hebben geconnect
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik connectte jij connectte hij connectte wij connectten jullie connectten zij connectten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconnect jij had geconnect hij had geconnect wij hadden geconnect jullie hadden geconnect zij hadden geconnect
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal connecten jij zult connecten hij zal connecten wij zullen connecten jullie zullen connecten zij zullen connecten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconnect hebben jij zult geconnect hebben hij zal geconnect hebben wij zullen geconnect hebben jullie zullen geconnect hebben zij zullen geconnect hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou connecten jij zou connecten hij zou connecten wij zouden connecten jullie zouden connecten zij zouden connecten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconnect hebben jij zou geconnect hebben hij zou geconnect hebben wij zouden geconnect hebben jullie zouden geconnect hebben zij zouden geconnect hebben
|
| Gebiedende wijs |
connect
|
| Aanvoegende wijs |
| connecte |