NL: confereren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geconfereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik confereer jij confereert hij confereert wij confereren jullie confereren zij confereren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconfereerd jij hebt geconfereerd hij heeft geconfereerd wij hebben geconfereerd jullie hebben geconfereerd zij hebben geconfereerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik confereerde jij confereerde hij confereerde wij confereerden jullie confereerden zij confereerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconfereerd jij had geconfereerd hij had geconfereerd wij hadden geconfereerd jullie hadden geconfereerd zij hadden geconfereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal confereren jij zult confereren hij zal confereren wij zullen confereren jullie zullen confereren zij zullen confereren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconfereerd hebben jij zult geconfereerd hebben hij zal geconfereerd hebben wij zullen geconfereerd hebben jullie zullen geconfereerd hebben zij zullen geconfereerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou confereren jij zou confereren hij zou confereren wij zouden confereren jullie zouden confereren zij zouden confereren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconfereerd hebben jij zou geconfereerd hebben hij zou geconfereerd hebben wij zouden geconfereerd hebben jullie zouden geconfereerd hebben zij zouden geconfereerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
confereer
|
| Aanvoegende wijs |
| conferere |