NL: confedereren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geconfedereerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik confedereer jij confedereert hij confedereert wij confedereren jullie confedereren zij confedereren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconfedereerd jij hebt geconfedereerd hij heeft geconfedereerd wij hebben geconfedereerd jullie hebben geconfedereerd zij hebben geconfedereerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik confedereerde jij confedereerde hij confedereerde wij confedereerden jullie confedereerden zij confedereerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconfedereerd jij had geconfedereerd hij had geconfedereerd wij hadden geconfedereerd jullie hadden geconfedereerd zij hadden geconfedereerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal confedereren jij zult confedereren hij zal confedereren wij zullen confedereren jullie zullen confedereren zij zullen confedereren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconfedereerd hebben jij zult geconfedereerd hebben hij zal geconfedereerd hebben wij zullen geconfedereerd hebben jullie zullen geconfedereerd hebben zij zullen geconfedereerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou confedereren jij zou confedereren hij zou confedereren wij zouden confedereren jullie zouden confedereren zij zouden confedereren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconfedereerd hebben jij zou geconfedereerd hebben hij zou geconfedereerd hebben wij zouden geconfedereerd hebben jullie zouden geconfedereerd hebben zij zouden geconfedereerd hebben
|
Gebiedende wijs |
confedereer
|
Aanvoegende wijs |
confederere |