NL: concretiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geconcretiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik concretiseer jij concretiseert hij concretiseert wij concretiseren jullie concretiseren zij concretiseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geconcretiseerd jij hebt geconcretiseerd hij heeft geconcretiseerd wij hebben geconcretiseerd jullie hebben geconcretiseerd zij hebben geconcretiseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik concretiseerde jij concretiseerde hij concretiseerde wij concretiseerden jullie concretiseerden zij concretiseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geconcretiseerd jij had geconcretiseerd hij had geconcretiseerd wij hadden geconcretiseerd jullie hadden geconcretiseerd zij hadden geconcretiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal concretiseren jij zult concretiseren hij zal concretiseren wij zullen concretiseren jullie zullen concretiseren zij zullen concretiseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geconcretiseerd hebben jij zult geconcretiseerd hebben hij zal geconcretiseerd hebben wij zullen geconcretiseerd hebben jullie zullen geconcretiseerd hebben zij zullen geconcretiseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou concretiseren jij zou concretiseren hij zou concretiseren wij zouden concretiseren jullie zouden concretiseren zij zouden concretiseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geconcretiseerd hebben jij zou geconcretiseerd hebben hij zou geconcretiseerd hebben wij zouden geconcretiseerd hebben jullie zouden geconcretiseerd hebben zij zouden geconcretiseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
concretiseer
|
Aanvoegende wijs |
concretisere |