NL: composteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecomposteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik composteer jij composteert hij composteert wij composteren jullie composteren zij composteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecomposteerd jij hebt gecomposteerd hij heeft gecomposteerd wij hebben gecomposteerd jullie hebben gecomposteerd zij hebben gecomposteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik composteerde jij composteerde hij composteerde wij composteerden jullie composteerden zij composteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecomposteerd jij had gecomposteerd hij had gecomposteerd wij hadden gecomposteerd jullie hadden gecomposteerd zij hadden gecomposteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal composteren jij zult composteren hij zal composteren wij zullen composteren jullie zullen composteren zij zullen composteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecomposteerd hebben jij zult gecomposteerd hebben hij zal gecomposteerd hebben wij zullen gecomposteerd hebben jullie zullen gecomposteerd hebben zij zullen gecomposteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou composteren jij zou composteren hij zou composteren wij zouden composteren jullie zouden composteren zij zouden composteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecomposteerd hebben jij zou gecomposteerd hebben hij zou gecomposteerd hebben wij zouden gecomposteerd hebben jullie zouden gecomposteerd hebben zij zouden gecomposteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
composteer
|
| Aanvoegende wijs |
| compostere |