NL: compareren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecompareerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik compareer jij compareert hij compareert wij compareren jullie compareren zij compareren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecompareerd jij hebt gecompareerd hij heeft gecompareerd wij hebben gecompareerd jullie hebben gecompareerd zij hebben gecompareerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik compareerde jij compareerde hij compareerde wij compareerden jullie compareerden zij compareerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecompareerd jij had gecompareerd hij had gecompareerd wij hadden gecompareerd jullie hadden gecompareerd zij hadden gecompareerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal compareren jij zult compareren hij zal compareren wij zullen compareren jullie zullen compareren zij zullen compareren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecompareerd hebben jij zult gecompareerd hebben hij zal gecompareerd hebben wij zullen gecompareerd hebben jullie zullen gecompareerd hebben zij zullen gecompareerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou compareren jij zou compareren hij zou compareren wij zouden compareren jullie zouden compareren zij zouden compareren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecompareerd hebben jij zou gecompareerd hebben hij zou gecompareerd hebben wij zouden gecompareerd hebben jullie zouden gecompareerd hebben zij zouden gecompareerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
compareer
|
| Aanvoegende wijs |
| comparere |