Voorbeelden

1. Dinner is going to coincide with...
   Het diner valt samen met...
2. How do those two thoughts even coincide?
   Maar hoe hangen die twee gedachten samen?
3. Time it to coincide with beaver holiday.
   We laten het samen vallen met een beverfeestdag.
4. annual holiday should coincide with the annual shutdown
   collectief vakantie (opnemen)
5. Coincide with the victim 's purchase of the mews.
   Samen met de aankoop van het huis van het slachtoffer.
6. Doesn 't that coincide with his time of death?
   Komt dat niet overeen met zijn tijd van overlijden? Ja.
7. The goals of slates and those of art seldom coincide.
   De doelen van staten en die van de kunst komen zelden overeen.
8. My interests coincide with Ramón 's, and he knows it.
   Mijn belang loopt samen met die van Ramón, en dat weet hij.
9. Powerful external transformations can often coincide with even larger internal ones.
   Sterke externe veranderingen kunnen vaak leiden tot grote innerlijke veranderingen.
10. But it must be timed to coincide with another time distortion.
    Alleen moet het exact samenvallen met weer een verstoring.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden