Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: closen
EN: to closen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
closening

Present simple (ott)
I closen
you closen
he closens
we closen
you closen
they closen

Present perfect (vtt)
I have closened
you have closened
he has closened
we have closened
you have closened
they have closened

Past Simple (ovt)
I closened
you closened
he closened
we closened
you closened
they closened

Past perfect (vvt)
I had closened
you had closened
he had closened
we had closened
you had closened
they had closened

Present future (ottt)
I will closen
you will closen
he will closen
we will closen
you will closen
they will closen

Present future perfect (vttt)
I will have closened
you will have closened
he will have closened
we will have closened
you will have closened
they will have closened

Past future (ovtt)
I would closen
you would closen
he would closen
we would closen
you would closen
they would closen

Past future perfect (vvtt)
I would have closened
you would have closened
he would have closened
we would have closened
you would have closened
they would have closened



NL: closen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geclosed

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik close
jij closet
hij closet
wij closen
jullie closen
zij closen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geclosed
jij hebt geclosed
hij heeft geclosed
wij hebben geclosed
jullie hebben geclosed
zij hebben geclosed

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik closede
jij closede
hij closede
wij closeden
jullie closeden
zij closeden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geclosed
jij had geclosed
hij had geclosed
wij hadden geclosed
jullie hadden geclosed
zij hadden geclosed

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal closen
jij zult closen
hij zal closen
wij zullen closen
jullie zullen closen
zij zullen closen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geclosed hebben
jij zult geclosed hebben
hij zal geclosed hebben
wij zullen geclosed hebben
jullie zullen geclosed hebben
zij zullen geclosed hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou closen
jij zou closen
hij zou closen
wij zouden closen
jullie zouden closen
zij zouden closen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geclosed hebben
jij zou geclosed hebben
hij zou geclosed hebben
wij zouden geclosed hebben
jullie zouden geclosed hebben
zij zouden geclosed hebben

Gebiedende wijs
close

Aanvoegende wijs
close

Voorbeelden

  1. We waren close, te close.
    We got close, too close.
  2. Close op Hausner.
    Close on Hausner.
  3. Close op Eichmann.
    Close on Eichmann.
  4. Waren jullie close?
    Were you guys close?
  5. Worden jullie close?
    You guys getting close?
  6. Verontrustend close, Lauren.
    Disturbingly close, Lauren.
  7. getting close, toch?
    getting close, right?
  8. Jullie waren close.
    You two were close.
  9. Waren jullie close?
    Were you two close?
  10. Jullie lijken close.
    You guys seem tight.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden