Voorbeelden

1. clog up
   dichtslibben
2. Decomposition would clog the pipes.
   Ontbinding kan de buizen verstoppen.
3. The clog 's in the pipe.
   De verstopping is in de leiding.
4. Now straw in the other clog.
   Nu in de andere blok stro.
5. You know what a clog is?
   Weet je wat een blok is?
6. Hay in the clog nearest to stables.
   Hooi in het blok langs de kant van paardenstal.
7. My clog went flying across the stage.
   Mijn klomp vloog over het podium.
8. I poured in that drain-clog stuff.
   Ik heb die gootsteenontstopper erin gegoten.
9. It 's just another piece to clog up.
   Dat kan alleen maar verstopt raken.
10. The jets would clog up in the carburettors.
    De cilinders in de carburator liepen vast.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden