Voorbeelden

1. Come on, clinky-clink.
   Kom op, clinky-clink.
2. Clink glasses with me.
   Laten we klinken.
3. So, how was the clink?
   En, hoe was het gerinkel?
4. With whom we gonna clink glasses?
   Met wie gaan we de glazen klinken?
5. Now clink your bracelet against mine twice.
   stoot nu jouw armband twee keer tegen de mijne.
6. But my personal favourite is the clink.
   Mijn favoriet is' de lik'.
7. Now, one blunt, we 're in the clink.
   Nu, één naald, en we zitten vast.
8. We 'll all be put in the Clink.
   We vliegen allemaal de bak in.
9. It 's actually bad luck not to clink glasses.
   Het brengt ongeluk om niet te klinken.
10. [ glasses clink ] I would like to make a toast.
    Ik wil graag een toost uitbrengen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden