Voorbeelden

1. Can you clinch the buttock?
   Kan jij je billen nog dichtknijpen?
2. The Yankees officially clinch the division.
   De Yankees winnen toch de divisie.
3. He is increasingly in a clinch.
   Hij gaat steeds vaker in een clinch.
4. Even blood evidence wouldn 't clinch it.
   Zelfs bloed zullen we niet als bewijs kunnen gebruiken.
5. A gentle embrace, as opposed to a clinch.
   Een tedere omhelzing, geen houdgreep.
6. This is what will clinch it for us.
   Dat is het wat ons zal redden.
7. He could clinch the world title the following week in Australia.
   Hij zou een week later de titel kunnen pakken in Australië.
8. It 'll be just the thing to clinch things with Annie.
   Dan krijg ik Annie wel overgehaald.
9. He 's still in the lead, but not enough to clinch the nomination.
   Hij gaat aan de leiding, maar het is niet genoeg.
10. All I need is one more piece of evidence and I can clinch this.
    Alles wat ik nodig heb is nog een stuk bewijs en ik kan dit regelen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden