NL: cleanen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecleand
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik clean jij cleant hij cleant wij cleanen jullie cleanen zij cleanen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecleand jij hebt gecleand hij heeft gecleand wij hebben gecleand jullie hebben gecleand zij hebben gecleand
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik cleande jij cleande hij cleande wij cleanden jullie cleanden zij cleanden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecleand jij had gecleand hij had gecleand wij hadden gecleand jullie hadden gecleand zij hadden gecleand
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cleanen jij zult cleanen hij zal cleanen wij zullen cleanen jullie zullen cleanen zij zullen cleanen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecleand hebben jij zult gecleand hebben hij zal gecleand hebben wij zullen gecleand hebben jullie zullen gecleand hebben zij zullen gecleand hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cleanen jij zou cleanen hij zou cleanen wij zouden cleanen jullie zouden cleanen zij zouden cleanen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecleand hebben jij zou gecleand hebben hij zou gecleand hebben wij zouden gecleand hebben jullie zouden gecleand hebben zij zouden gecleand hebben
|
Gebiedende wijs |
clean
|
Aanvoegende wijs |
cleane |