1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. classificeren

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: classificeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geclassificeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik classificeer
jij classificeert
hij classificeert
wij classificeren
jullie classificeren
zij classificeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geclassificeerd
jij hebt geclassificeerd
hij heeft geclassificeerd
wij hebben geclassificeerd
jullie hebben geclassificeerd
zij hebben geclassificeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik classificeerde
jij classificeerde
hij classificeerde
wij classificeerden
jullie classificeerden
zij classificeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geclassificeerd
jij had geclassificeerd
hij had geclassificeerd
wij hadden geclassificeerd
jullie hadden geclassificeerd
zij hadden geclassificeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal classificeren
jij zult classificeren
hij zal classificeren
wij zullen classificeren
jullie zullen classificeren
zij zullen classificeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geclassificeerd hebben
jij zult geclassificeerd hebben
hij zal geclassificeerd hebben
wij zullen geclassificeerd hebben
jullie zullen geclassificeerd hebben
zij zullen geclassificeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou classificeren
jij zou classificeren
hij zou classificeren
wij zouden classificeren
jullie zouden classificeren
zij zouden classificeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geclassificeerd hebben
jij zou geclassificeerd hebben
hij zou geclassificeerd hebben
wij zouden geclassificeerd hebben
jullie zouden geclassificeerd hebben
zij zouden geclassificeerd hebben

Gebiedende wijs
classificeer

Aanvoegende wijs
classificere

Voorbeelden

  1. Ik classificeer hem als een cyborg.
    I 'd loosely classify him as a cyborg.
  2. Mr Spock, classificeer deze planeet als in strikte quarantaine.
    Mr Spock, classify this planet as being strictly quarantined.
  3. Classificeer haar als vijandelijke strijder en sluit haar op in een privé-gevangenis.
    Classify her as an enemy combatant and incarcerate her in a private facility.
  4. We classificeren deze planeet.
    We must classify this planet.
  5. Degenen die wij classificeren als roofdieren.
    The ones that we would classify as predators.
  6. Ik kan hem absoluut niet classificeren.
    I can not classify him absolutely.
  7. Zo wil ik ons niet classificeren.
    Not the way I would categorize the two of us.
  8. Deze zullen classificeren als een huis verbetering.
    This 'll classify as a home improvement.
  9. We... hebben hem nog niet kunnen classificeren.
    We ha ven 't been able to classify it.
  10. Ik zou dit classificeren als een herenhuis.
    I would classify this as a mansion.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try