NL: citeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geciteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik citeer jij citeert hij citeert wij citeren jullie citeren zij citeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geciteerd jij hebt geciteerd hij heeft geciteerd wij hebben geciteerd jullie hebben geciteerd zij hebben geciteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik citeerde jij citeerde hij citeerde wij citeerden jullie citeerden zij citeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geciteerd jij had geciteerd hij had geciteerd wij hadden geciteerd jullie hadden geciteerd zij hadden geciteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal citeren jij zult citeren hij zal citeren wij zullen citeren jullie zullen citeren zij zullen citeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geciteerd hebben jij zult geciteerd hebben hij zal geciteerd hebben wij zullen geciteerd hebben jullie zullen geciteerd hebben zij zullen geciteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou citeren jij zou citeren hij zou citeren wij zouden citeren jullie zouden citeren zij zouden citeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geciteerd hebben jij zou geciteerd hebben hij zou geciteerd hebben wij zouden geciteerd hebben jullie zouden geciteerd hebben zij zouden geciteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
citeer
|
Aanvoegende wijs |
citere |