Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: cijferen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gecijferd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik cijfer
jij cijfert
hij cijfert
wij cijferen
jullie cijferen
zij cijferen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gecijferd
jij hebt gecijferd
hij heeft gecijferd
wij hebben gecijferd
jullie hebben gecijferd
zij hebben gecijferd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik cijferde
jij cijferde
hij cijferde
wij cijferden
jullie cijferden
zij cijferden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gecijferd
jij had gecijferd
hij had gecijferd
wij hadden gecijferd
jullie hadden gecijferd
zij hadden gecijferd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal cijferen
jij zult cijferen
hij zal cijferen
wij zullen cijferen
jullie zullen cijferen
zij zullen cijferen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gecijferd hebben
jij zult gecijferd hebben
hij zal gecijferd hebben
wij zullen gecijferd hebben
jullie zullen gecijferd hebben
zij zullen gecijferd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou cijferen
jij zou cijferen
hij zou cijferen
wij zouden cijferen
jullie zouden cijferen
zij zouden cijferen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gecijferd hebben
jij zou gecijferd hebben
hij zou gecijferd hebben
wij zouden gecijferd hebben
jullie zouden gecijferd hebben
zij zouden gecijferd hebben

Gebiedende wijs
cijfer

Aanvoegende wijs
cijfere

Voorbeelden

  1. Kies hetzelfde cijfer.
    Just choose the same number.
  2. cijfer (berekend eindcijfer)
    mark/final mark
  3. Steeds het verkeerde cijfer.
    It 's the wrong number all the time.
  4. Dat is een cijfer.
    It 's a letter grade.
  5. Voor een beter cijfer.
    For a better grade.
  6. Dave, een cijfer acht?
    Dave, a figure 8?
  7. Wat is mijn cijfer?
    What 's my number?
  8. Ik ontving onbevredigend cijfer.
    I received unsatisfactory grade.
  9. Wat was het cijfer?
    What was the number?
  10. Ik zag het cijfer.
    I saw the number.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden