NL: chimpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gechimpt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik chimp jij chimpt hij chimpt wij chimpen jullie chimpen zij chimpen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gechimpt jij hebt gechimpt hij heeft gechimpt wij hebben gechimpt jullie hebben gechimpt zij hebben gechimpt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik chimpte jij chimpte hij chimpte wij chimpten jullie chimpten zij chimpten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gechimpt jij had gechimpt hij had gechimpt wij hadden gechimpt jullie hadden gechimpt zij hadden gechimpt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal chimpen jij zult chimpen hij zal chimpen wij zullen chimpen jullie zullen chimpen zij zullen chimpen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gechimpt hebben jij zult gechimpt hebben hij zal gechimpt hebben wij zullen gechimpt hebben jullie zullen gechimpt hebben zij zullen gechimpt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou chimpen jij zou chimpen hij zou chimpen wij zouden chimpen jullie zouden chimpen zij zouden chimpen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gechimpt hebben jij zou gechimpt hebben hij zou gechimpt hebben wij zouden gechimpt hebben jullie zouden gechimpt hebben zij zouden gechimpt hebben
|
| Gebiedende wijs |
chimp
|
| Aanvoegende wijs |
| chimpe |