Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: chillen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gechild

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik chil
jij chilt
hij chilt
wij chillen
jullie chillen
zij chillen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gechild
jij hebt gechild
hij heeft gechild
wij hebben gechild
jullie hebben gechild
zij hebben gechild

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik childe
jij childe
hij childe
wij childen
jullie childen
zij childen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gechild
jij had gechild
hij had gechild
wij hadden gechild
jullie hadden gechild
zij hadden gechild

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal chillen
jij zult chillen
hij zal chillen
wij zullen chillen
jullie zullen chillen
zij zullen chillen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gechild hebben
jij zult gechild hebben
hij zal gechild hebben
wij zullen gechild hebben
jullie zullen gechild hebben
zij zullen gechild hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou chillen
jij zou chillen
hij zou chillen
wij zouden chillen
jullie zouden chillen
zij zouden chillen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gechild hebben
jij zou gechild hebben
hij zou gechild hebben
wij zouden gechild hebben
jullie zouden gechild hebben
zij zouden gechild hebben

Gebiedende wijs
chil

Aanvoegende wijs
chille

Voorbeelden

  1. Goed als ik hier effe chil?
    Mind if I chill here?
  2. Ik heb het zelf gezien bij Chil-Chun.
    I saw it myself at Chil-Chun...
  3. U moet zich schamen dat u voor uw leven rende bij de slag van Chil-Chun.
    You should be ashamed of yourself that you ran for your life at the battle of Chil-Chun
  4. Iedereen, even chillen!
    Everybody, just chill out!
  5. Even chillen, allemaal.
    Yo, y 'all need to chill.
  6. Lezen, wandelen, chillen.
    I read, walked on the beach, chilled.
  7. Chillen in Darfur?
    You chilled in Darfur.
  8. Je moet chillen, jij.
    You need to chill, you.
  9. Wat bedoel je, chillen?
    What do you mean, chill?
  10. Goed, laten we chillen.
    All right, let 's chill at the diner.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden