NL: charmeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecharmeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik charmeer jij charmeert hij charmeert wij charmeren jullie charmeren zij charmeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecharmeerd jij hebt gecharmeerd hij heeft gecharmeerd wij hebben gecharmeerd jullie hebben gecharmeerd zij hebben gecharmeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik charmeerde jij charmeerde hij charmeerde wij charmeerden jullie charmeerden zij charmeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecharmeerd jij had gecharmeerd hij had gecharmeerd wij hadden gecharmeerd jullie hadden gecharmeerd zij hadden gecharmeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal charmeren jij zult charmeren hij zal charmeren wij zullen charmeren jullie zullen charmeren zij zullen charmeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecharmeerd hebben jij zult gecharmeerd hebben hij zal gecharmeerd hebben wij zullen gecharmeerd hebben jullie zullen gecharmeerd hebben zij zullen gecharmeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou charmeren jij zou charmeren hij zou charmeren wij zouden charmeren jullie zouden charmeren zij zouden charmeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecharmeerd hebben jij zou gecharmeerd hebben hij zou gecharmeerd hebben wij zouden gecharmeerd hebben jullie zouden gecharmeerd hebben zij zouden gecharmeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
charmeer
|
| Aanvoegende wijs |
| charmere |