Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: charmeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gecharmeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik charmeer
jij charmeert
hij charmeert
wij charmeren
jullie charmeren
zij charmeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gecharmeerd
jij hebt gecharmeerd
hij heeft gecharmeerd
wij hebben gecharmeerd
jullie hebben gecharmeerd
zij hebben gecharmeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik charmeerde
jij charmeerde
hij charmeerde
wij charmeerden
jullie charmeerden
zij charmeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gecharmeerd
jij had gecharmeerd
hij had gecharmeerd
wij hadden gecharmeerd
jullie hadden gecharmeerd
zij hadden gecharmeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal charmeren
jij zult charmeren
hij zal charmeren
wij zullen charmeren
jullie zullen charmeren
zij zullen charmeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gecharmeerd hebben
jij zult gecharmeerd hebben
hij zal gecharmeerd hebben
wij zullen gecharmeerd hebben
jullie zullen gecharmeerd hebben
zij zullen gecharmeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou charmeren
jij zou charmeren
hij zou charmeren
wij zouden charmeren
jullie zouden charmeren
zij zouden charmeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gecharmeerd hebben
jij zou gecharmeerd hebben
hij zou gecharmeerd hebben
wij zouden gecharmeerd hebben
jullie zouden gecharmeerd hebben
zij zouden gecharmeerd hebben

Gebiedende wijs
charmeer

Aanvoegende wijs
charmere

Voorbeelden

  1. Charmeer hem gewoon.
    So just charm him.
  2. Charmeer me niet.
    Don 't try to charm me.
  3. Booth wil dat ik de waarheid uit je charmeer.
    Booth put us together so I could charm you into telling me the truth.
  4. Charmeer haar vanuit de verte, en ga er dan voor.
    Charm her from afar, then go in for the kill!
  5. Dus zat ik net te denken, dat jij met haar uitgaat, haar charmeer.
    And I was just thinking, you could take her out, charm her.
  6. Praat met haar, charmeer haar, wat het ook is wat je met ze doet.
    Talk to her, charm her, whatever it is you do to them.
  7. Wie wil jij charmeren?
    Who are you looking to charm?
  8. Het was charmeren en ontwapenen.
    It was charm and disarm.
  9. Ik ga oude mensen charmeren.
    I 'm gonna charm old people.
  10. En dat noem jij charmeren?
    This is you being charming?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden