NL: chargeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gechargeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik chargeer jij chargeert hij chargeert wij chargeren jullie chargeren zij chargeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gechargeerd jij hebt gechargeerd hij heeft gechargeerd wij hebben gechargeerd jullie hebben gechargeerd zij hebben gechargeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik chargeerde jij chargeerde hij chargeerde wij chargeerden jullie chargeerden zij chargeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gechargeerd jij had gechargeerd hij had gechargeerd wij hadden gechargeerd jullie hadden gechargeerd zij hadden gechargeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal chargeren jij zult chargeren hij zal chargeren wij zullen chargeren jullie zullen chargeren zij zullen chargeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gechargeerd hebben jij zult gechargeerd hebben hij zal gechargeerd hebben wij zullen gechargeerd hebben jullie zullen gechargeerd hebben zij zullen gechargeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou chargeren jij zou chargeren hij zou chargeren wij zouden chargeren jullie zouden chargeren zij zouden chargeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gechargeerd hebben jij zou gechargeerd hebben hij zou gechargeerd hebben wij zouden gechargeerd hebben jullie zouden gechargeerd hebben zij zouden gechargeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
chargeer
|
Aanvoegende wijs |
chargere |