NL: chaperonneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gechaperonneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik chaperonneer jij chaperonneert hij chaperonneert wij chaperonneren jullie chaperonneren zij chaperonneren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gechaperonneerd jij hebt gechaperonneerd hij heeft gechaperonneerd wij hebben gechaperonneerd jullie hebben gechaperonneerd zij hebben gechaperonneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik chaperonneerde jij chaperonneerde hij chaperonneerde wij chaperonneerden jullie chaperonneerden zij chaperonneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gechaperonneerd jij had gechaperonneerd hij had gechaperonneerd wij hadden gechaperonneerd jullie hadden gechaperonneerd zij hadden gechaperonneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal chaperonneren jij zult chaperonneren hij zal chaperonneren wij zullen chaperonneren jullie zullen chaperonneren zij zullen chaperonneren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gechaperonneerd hebben jij zult gechaperonneerd hebben hij zal gechaperonneerd hebben wij zullen gechaperonneerd hebben jullie zullen gechaperonneerd hebben zij zullen gechaperonneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou chaperonneren jij zou chaperonneren hij zou chaperonneren wij zouden chaperonneren jullie zouden chaperonneren zij zouden chaperonneren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gechaperonneerd hebben jij zou gechaperonneerd hebben hij zou gechaperonneerd hebben wij zouden gechaperonneerd hebben jullie zouden gechaperonneerd hebben zij zouden gechaperonneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
chaperonneer
|
Aanvoegende wijs |
chaperonnere |