NL: chagrineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gechagrineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik chagrineer jij chagrineert hij chagrineert wij chagrineren jullie chagrineren zij chagrineren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gechagrineerd jij hebt gechagrineerd hij heeft gechagrineerd wij hebben gechagrineerd jullie hebben gechagrineerd zij hebben gechagrineerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik chagrineerde jij chagrineerde hij chagrineerde wij chagrineerden jullie chagrineerden zij chagrineerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gechagrineerd jij had gechagrineerd hij had gechagrineerd wij hadden gechagrineerd jullie hadden gechagrineerd zij hadden gechagrineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal chagrineren jij zult chagrineren hij zal chagrineren wij zullen chagrineren jullie zullen chagrineren zij zullen chagrineren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gechagrineerd hebben jij zult gechagrineerd hebben hij zal gechagrineerd hebben wij zullen gechagrineerd hebben jullie zullen gechagrineerd hebben zij zullen gechagrineerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou chagrineren jij zou chagrineren hij zou chagrineren wij zouden chagrineren jullie zouden chagrineren zij zouden chagrineren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gechagrineerd hebben jij zou gechagrineerd hebben hij zou gechagrineerd hebben wij zouden gechagrineerd hebben jullie zouden gechagrineerd hebben zij zouden gechagrineerd hebben
|
Gebiedende wijs |
chagrineer
|
Aanvoegende wijs |
chagrinere |