Voorbeelden

1. Je vous le certifie.
   Dat kan ik u verzekeren.
2. Voici un document signé qui certifie de votre état.
   Hier is een ondertekend attest van je aandoening.
3. Qui nous certifie que les déchets sont bien évacués?
   Wordt het radioactieve afval wel goed opgeruimd?
4. Je certifie que la culpabilité de l' accusé est établie.
   Maar de Kroon is overtuigd van de schuld van de aangeklaagde.
5. l'Europass Mobilité (qui certifie la durée des séjours de formation à l'étranger)
   Europass mobility (waarin de in het buitenland gestudeerde tijd wordt bijgehouden)
6. Ça certifie que l' affaire appartient désormais à Nikita, aux garçons et moi.
   Dat zorgt er voor dat het bedrijf nu van Nikita is, en van mij en de jongens.
7. •Repas intolérance au gluten : l’étiquette des ingrédients utilisés pour ce type de repas certifie l’absence de gluten
   •Glutenvrije maaltijd: de ingrediënten voor deze maaltijd zijn door de fabrikant gecontroleerd op de afwezigheid van gluten
8. Je vous certifie que ce rot est dû à un problème d' alcool qui n' a aucun rapport.
   Ik verzeker jullie dat zijn geboer de oorzaak is van een alcoholprobleem.
9. Je peux le certifier.
   Dat kan ik voor instaan.
10. Il faut certifier les plaignants.
    We beginnen met de certificatie.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden