NL: cementen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecement
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cement jij cement hij cement wij cementen jullie cementen zij cementen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecement jij hebt gecement hij heeft gecement wij hebben gecement jullie hebben gecement zij hebben gecement
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik cementte jij cementte hij cementte wij cementten jullie cementten zij cementten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecement jij had gecement hij had gecement wij hadden gecement jullie hadden gecement zij hadden gecement
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal cementen jij zult cementen hij zal cementen wij zullen cementen jullie zullen cementen zij zullen cementen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecement hebben jij zult gecement hebben hij zal gecement hebben wij zullen gecement hebben jullie zullen gecement hebben zij zullen gecement hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou cementen jij zou cementen hij zou cementen wij zouden cementen jullie zouden cementen zij zouden cementen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecement hebben jij zou gecement hebben hij zou gecement hebben wij zouden gecement hebben jullie zouden gecement hebben zij zouden gecement hebben
|
Gebiedende wijs |
cement
|
Aanvoegende wijs |
cemente |