NL: casten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecast
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik cast jij cast hij cast wij casten jullie casten zij casten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecast jij hebt gecast hij heeft gecast wij hebben gecast jullie hebben gecast zij hebben gecast
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik castte jij castte hij castte wij castten jullie castten zij castten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecast jij had gecast hij had gecast wij hadden gecast jullie hadden gecast zij hadden gecast
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal casten jij zult casten hij zal casten wij zullen casten jullie zullen casten zij zullen casten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecast hebben jij zult gecast hebben hij zal gecast hebben wij zullen gecast hebben jullie zullen gecast hebben zij zullen gecast hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou casten jij zou casten hij zou casten wij zouden casten jullie zouden casten zij zouden casten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecast hebben jij zou gecast hebben hij zou gecast hebben wij zouden gecast hebben jullie zouden gecast hebben zij zouden gecast hebben
|
| Gebiedende wijs |
cast
|
| Aanvoegende wijs |
| caste |