NL: carven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecarved
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik carve jij carvet hij carvet wij carven jullie carven zij carven
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecarved jij hebt gecarved hij heeft gecarved wij hebben gecarved jullie hebben gecarved zij hebben gecarved
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik carvede jij carvede hij carvede wij carveden jullie carveden zij carveden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecarved jij had gecarved hij had gecarved wij hadden gecarved jullie hadden gecarved zij hadden gecarved
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal carven jij zult carven hij zal carven wij zullen carven jullie zullen carven zij zullen carven
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecarved hebben jij zult gecarved hebben hij zal gecarved hebben wij zullen gecarved hebben jullie zullen gecarved hebben zij zullen gecarved hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou carven jij zou carven hij zou carven wij zouden carven jullie zouden carven zij zouden carven
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecarved hebben jij zou gecarved hebben hij zou gecarved hebben wij zouden gecarved hebben jullie zouden gecarved hebben zij zouden gecarved hebben
|
| Gebiedende wijs |
carve
|
| Aanvoegende wijs |
| carve |