NL: caresseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecaresseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik caresseer jij caresseert hij caresseert wij caresseren jullie caresseren zij caresseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecaresseerd jij hebt gecaresseerd hij heeft gecaresseerd wij hebben gecaresseerd jullie hebben gecaresseerd zij hebben gecaresseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik caresseerde jij caresseerde hij caresseerde wij caresseerden jullie caresseerden zij caresseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecaresseerd jij had gecaresseerd hij had gecaresseerd wij hadden gecaresseerd jullie hadden gecaresseerd zij hadden gecaresseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal caresseren jij zult caresseren hij zal caresseren wij zullen caresseren jullie zullen caresseren zij zullen caresseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecaresseerd hebben jij zult gecaresseerd hebben hij zal gecaresseerd hebben wij zullen gecaresseerd hebben jullie zullen gecaresseerd hebben zij zullen gecaresseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou caresseren jij zou caresseren hij zou caresseren wij zouden caresseren jullie zouden caresseren zij zouden caresseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecaresseerd hebben jij zou gecaresseerd hebben hij zou gecaresseerd hebben wij zouden gecaresseerd hebben jullie zouden gecaresseerd hebben zij zouden gecaresseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
caresseer
|
| Aanvoegende wijs |
| caressere |