NL: carboncopyen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gecarboncopyd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik carboncopy jij carboncopyt hij carboncopyt wij carboncopyen jullie carboncopyen zij carboncopyen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecarboncopyd jij hebt gecarboncopyd hij heeft gecarboncopyd wij hebben gecarboncopyd jullie hebben gecarboncopyd zij hebben gecarboncopyd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik carboncopyde jij carboncopyde hij carboncopyde wij carboncopyden jullie carboncopyden zij carboncopyden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecarboncopyd jij had gecarboncopyd hij had gecarboncopyd wij hadden gecarboncopyd jullie hadden gecarboncopyd zij hadden gecarboncopyd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal carboncopyen jij zult carboncopyen hij zal carboncopyen wij zullen carboncopyen jullie zullen carboncopyen zij zullen carboncopyen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecarboncopyd hebben jij zult gecarboncopyd hebben hij zal gecarboncopyd hebben wij zullen gecarboncopyd hebben jullie zullen gecarboncopyd hebben zij zullen gecarboncopyd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou carboncopyen jij zou carboncopyen hij zou carboncopyen wij zouden carboncopyen jullie zouden carboncopyen zij zouden carboncopyen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecarboncopyd hebben jij zou gecarboncopyd hebben hij zou gecarboncopyd hebben wij zouden gecarboncopyd hebben jullie zouden gecarboncopyd hebben zij zouden gecarboncopyd hebben
|
Gebiedende wijs |
carboncopy
|
Aanvoegende wijs |
carboncopye |