NL: canvassen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gecanvast
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik canvas jij canvast hij canvast wij canvassen jullie canvassen zij canvassen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gecanvast jij hebt gecanvast hij heeft gecanvast wij hebben gecanvast jullie hebben gecanvast zij hebben gecanvast
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik canvaste jij canvaste hij canvaste wij canvasten jullie canvasten zij canvasten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gecanvast jij had gecanvast hij had gecanvast wij hadden gecanvast jullie hadden gecanvast zij hadden gecanvast
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal canvassen jij zult canvassen hij zal canvassen wij zullen canvassen jullie zullen canvassen zij zullen canvassen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gecanvast hebben jij zult gecanvast hebben hij zal gecanvast hebben wij zullen gecanvast hebben jullie zullen gecanvast hebben zij zullen gecanvast hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou canvassen jij zou canvassen hij zou canvassen wij zouden canvassen jullie zouden canvassen zij zouden canvassen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gecanvast hebben jij zou gecanvast hebben hij zou gecanvast hebben wij zouden gecanvast hebben jullie zouden gecanvast hebben zij zouden gecanvast hebben
|
| Gebiedende wijs |
canvas
|
| Aanvoegende wijs |
| canvasse |